Een waarschuwing vooraf: deze tekst bevat veel management speak
Een aantal principes springt eruit bij VBHC: value als resultante van toegevoegde waarde gedeeld door het geld dat eraan besteed is, multidisciplinaire patiëntgerichte eenheden (‘Integrated Practice Units’) en kijken naar de volledige zorgketen. Het uitgangspunt hierbij is dat betere kwaliteit minder kost.
Ik laat het pleidooi voor ‘zinvolle competitie’ even buiten beschouwing, dit is tegenwoordig wat meer controversieel. De Federatie van Medisch specialisten is voorstander van VBHC als het vooral ‘outcome based healthcare’ is, en waarschuwt terecht voor een bureaucratie aan outcome-metingen, PROMs en PREMS. Zij wijzen de verbinding met financiën met zoveel woorden af. Dat hoeft eigenlijk helemaal niet, want bijna niemand heeft die verbinding succesvol weten te leggen.
Een relevante vraag is ook wat twaalf jaar na publicatie van het standaardwerk en de beloftes op de flap van Redefining Health Care van dramatic improvements in health and health care spending precies terechtgekomen is. Veel peer reviewed wetenschappelijk werk is hierover in verschillende journals nog niet te vinden.
Voorbeelden
Dan de Integrated Practice Unit, multidisciplinariteit en full cycle of care benadering. Heel voor de hand liggend om de zorg volgens zorgpaden en de organisatie daarvan multidisciplinair rond de patiënt te organiseren. De vorming van cancer centers in ziekenhuizen, moeder-kindcentra, of op grote volumina gerichte multidisciplinaire units zijn hier voorbeelden van.
Ook hier is het lastig degelijke literatuur te vinden die dit bijvoorbeeld volgens de criteria van Porter voor IPU’s scoort en de zorg- en financiële resultaten vergelijkt naar de mate van invulling van die criteria, en niet alleen met zichzelf. Recent hebben wij vanuit onze NKI onderzoeksgroep een artikel gepubliceerd in het Journal of the National Cancer Center Network waarin we in een aantal Europese centra de zorgpadontwikkeling rond borstkanker gescoord en vergeleken hebben op die IPU criteria.
Internationaal project
Dit geeft voor het eerst een wetenschappelijk getoetst handvat voor het scoren van die IPU-ontwikkeling, maar laat ook zien dat we daar nog helemaal niet zo ver in zijn en Nederland, dat weet de schrijver dan weer, zeker niet voorop loopt. Voor de editors van JNCCN wel aanleiding om er ook een persbericht in de VS aan te wijden, dus nieuwswaardig is het wel! Inmiddels is ook een internationaal project met een vervolg benchmark gestart waarbij opnieuw value based principes worden getoetst en ook de kankerregistratie is betrokken.
Onze ervaringen in Rijnstate met IPU’s, we hebben er inmiddels vijf, zijn overigens ronduit positief, vooral vanwege het multidisciplinaire karakter, het denken vanuit het belang van de patiënt en niet vanuit de eigen professie,en de ontwikkeling van bijpassende integrale zorgpaden.
Wisselend beeld
Alles bij elkaar dus nogal een wisselend beeld: VBHC biedt plausibele en legitieme principes van waardetoevoeging en patiëntgerichtheid en tot nu toe vooral beloftes van kostenbesparingen. Value- beperkt zich tot nu toe vooral tot, vaak bureaucratisch geladen, Outcome Based Health Care. De vorming van IPU’s lijkt vooral van waarde als multidisciplinair moet worden samengewerkt in complexe patiëntprocessen.
De ‘denker des vaderlands’ heeft zo zijn bedenkingen en heeft er in het Financieele Dagblad twee kritische columns aan besteed. Hij heeft vooral zorg over het dominante ‘management-paradigma’ dat eruit spreekt; daar heeft hij een punt, want in gewoon Nederlands is een VBHC-blog niet te schrijven.
Wim van Harten is voorzitter van de raad van bestuur van Rijnstate