Tijdens de ICHOM-conferentie, begin mei jongstleden in Rotterdam, verzorgde Annemijn Knitel van Het Oogziekenhuis een inspirerende presentatie over de analyse van uitkomst- en patiëntgerapporteerde data ten behoeve van waardegedreven zorg. Knitel was als adviseur kwaliteit & veiligheid bij Het Oogziekenhuis betrokken bij die analyse. Zij vertelt wat die heeft opgeleverd en wat dat betekent voor de zorg in haar instelling.
Wat behelsde jullie project?

Onze oogartsen werken al jaren met de kwaliteitsregistratie van het Nederlands Oogheelkundig Gezelschap (NOG). Wetenschappelijk onderzoek is een grote pijler van onze organisatie . In 2015 zijn we gestart met het meten van PROMs bij cataract-patiënten. In het kader van ons project zijn we in 2018 gestart met het analyseren van klinische data in combinatie met de PROMs om inzicht te krijgen in hoe de patiënten hun ingreep hebben ervaren en de invloed daarvan op hun kwaliteit van leven.”
Wijkt de manier waarop jullie traditioneel de klinische data verzamelen af van de door ICHOM gedefinieerde dataset?
“In de kwaliteitsregistratie cataract van de NOG worden personalia (bijvoorbeeld oogzijde, geboortejaar en geslacht), de visuele functie van de patiënt (voor en na de operatie) en het soort operatie vastgelegd. Daarnaast worden ook eventuele comorbiditeit en complicaties geregistreerd. Inhoudelijk wijkt dit nauwelijks af van de indicatorenset die door ICHOM is ontwikkeld voor de cataractzorg. Het grootste verschil zit ’m in de toevoeging van de PROM-data in de indicatorenset van ICHOM. Voor ons project zijn wij deze totale dataset gaan analyseren en dat heeft interessante nieuwe inzichten opgeleverd.”
Welke inzichten?
“Door klinische en patiëntgerapporteerde data naast elkaar te leggen, konden we een interessante groep patiënten onderscheiden in onze patiëntpopulatie. Zoals verwacht liet de grootste groep patiënten naast een positieve klinische uitkomst ook een toegenomen tevredenheid over hun gezichtsvermogen zien. Maar er bleek ook een kleine groep patiënten te zijn die, ondanks positieve klinische uitkomsten na de operatie, niet meer of zelfs minder tevredenheid met hun gezichtsvermogen lieten zien in vergelijking met de meting voor de operatie.”
Wat vonden jullie met betrekking tot die laatste groep?
“We vonden in deze groep significant meer patiënten met comorbiditeit, dus meerdere oogheelkundige ziektebeelden. De belangrijkste aandoening die we aantroffen, was Diabetische Retinopathie. Dat is achteruitgang van het netvlies bij Diabetes-patiënten, die ontstaat door beschadigde bloedvaatjes.”
Wat betekent dat voor jullie?
“De verwachtingen van een staaroperatie zijn tegenwoordig heel hoog. Dit vooral komt vooral doordat de behandeling soms ook gepaard gaat met refractieve chirurgie, waardoor de patiënt na de operatie niet of nauwelijks meer afhankelijk hoeft te zijn van een bril. De aanwezigheid van oogheelkundige comorbiditeit kan echter betekenen dat die groep patiënten na de operatie minder visuele vooruitgang ervaart dan anderen. Daar moet je patiënten over voorlichten om realistische(re) verwachtingen te creëren.
Gaat dit leiden tot vermindering van zorg?
“Daar durf ik op dit moment nog niks over te zeggen. Ik weet wel dat het leidt tot verbetering van de kwaliteit van zorg in onze organisatie. En het feit dat ook Zorginstituut Nederland en de zorgverzekeraars zich steeds meer gaan richten op patiëntgerapporteerde uitkomsten en de ‘waarde’ die je als organisatie creëert voor de patiënt, helpt om de ‘juiste zorg op de juiste plek’ te organiseren.”