
Door Wendy Reijmerink & Wija Oortwijn
Om te komen tot maatschappelijke kennisbenutting van onderzoek en innovatie(impact) is duurzame samenwerking van onderzoekers en maatschappelijke stakeholders essentieel. Dit geldt voor samenwerking in de gehele kennis- en innovatiecyclus, van fundamenteel onderzoek tot en met implementatieprojecten (ZonMw, 2014). In participatieve kennisinfrastructuren kan middels een gelijkwaardig en niet-vrijblijvend karakter van dergelijke samenwerkingen de effectiviteit worden bevorderd. In deze netwerken kunnen onderzoekers en partijen uit de praktijk (publiek/privaat), beleid (lokaal/regionaal/nationaal), en/of onderwijs (MBO/HBO/WO/bij- en nascholing) een gedeelde set van waarden en cultuur – en van daaruit een variatie aan activiteiten – ontwikkelen. Hierdoor ontstaan goede condities voor het inbedden van processen en werkwijzen in de deelnemende organisaties (Slaghuis, 2016).
Om de kans op impact van onderzoek en innovatie te vergroten, vereist ZonMw van onderzoekers dat zij zich inspannen om samenwerking met relevante stakeholders (ook wel aangeduid als co-creatie), cofinanciering, oplevering van bruikbare kennisproducten en gerichte verspreidings- en implementatieactiviteiten goed vorm te geven. ZonMw ondersteunt de oprichting en werking van diverse soorten netwerken als onderdeel van haar implementatiebeleid. Maar wat maakt deze netwerken effectief?
Onderzoek naar de effectiviteit van netwerken
ZonMw en het LUMC doen onderzoek naar de werkzame mechanismen van ZonMw-gefinancierde participatieve kennisinfrastructuren. De onderzoeksmethode bestaat uit literatuuronderzoek, documentenanalyse (o.a. jaarverslagen, evaluaties, notities, websites), vergelijking van gevallen en informatie-uitvraag binnen en buiten ZonMw. In overleg met implementatie-experts van ZonMw zijn twintig netwerken geselecteerd en vervolgens onder de loep genomen (zie tabel 1). Hiervoor werd een analysetool ontwikkeld die bestond uit een beschrijving van:
- typering (inhoud/doel, relaties/betrokkenen, structuur/proces);
- belemmerende factoren (bijv. het ontbreken van eigenaarschap bij kennisgebruikers; onvoldoende financiering of kennisoverdracht; ‘stokpaardjes’ van onderzoekers; slechte timing van resultaten; machtsrelaties en belangentegenstellingen);
- bevorderende factoren (bijv. de rol van projectleiders; gedeelde belangen en doelen; combinatie van ‘soorten’ kennis; commitment van stakeholders; inbedding in de organisatie; translatie van kennis);
- rol en mogelijkheden van ZonMw.

Typering van netwerken
Er zijn verschillende soorten multidisciplinaire en thematisch werkende participatieve kennisinfrastructuren: academische werkplaatsen, leernetwerken, ziekte-/zorggebonden netwerken, kennispleinen en consortia die regionaal of landelijk opereren met eigen doelen, aanpakken en betrokken partners. Daarnaast is er een living lab geanalyseerd. De stakeholders zijn afkomstig uit de praktijk (zorgverleners, zorgaanbieders, cliënten), beleid (bijv. zorgverzekeraars, gemeenten) en wetenschap. In een enkel geval zijn bedrijven of burgers betrokken, zie tabel 1 en een uitgewerkt voorbeeld van academische werkplaatsen en leernetwerken Jeugd (tabel 2).
Wat opvalt is dat in de netwerken veel nadruk ligt op (internationale) wetenschappelijke output en kennisdeling en minder op het creëren van een gedeelde set van waarden en cultuur om de implementatie van kennis te bestendigen. De participatie van private partijen, burgerbetrokkenheid en domein-overstijgende samenwerking, blijkt nog lastig vorm te geven. Ondanks dat de intentie tot gelijkwaardige en niet-vrijblijvende samenwerking aanwezig is, ontbreekt het vaak aan kritische reflectie op de mate waarin deze daadwerkelijk van de grond komt.
Belemmerende en bevorderende factoren
Op basis van de analyse hebben we de volgende belemmerende en bevorderende factoren voor effectief samenwerken kunnen onderscheiden.
Wat werkt niet (mee) in ZonMw-gefinancierde netwerken:
- Onvoldoende rust en ruimte (tijd/mensen/middelen) voor (opstarten van) samenwerking, reflectie, implementatie en borging in de werkpraktijk
- Onvoldoende commitment aan gezamenlijk publiek belang
- Minder actieve/belangrijke partners
- Digitale werkelijkheid (corona)
- Gebrek aan (commitment voor) vervolgfinanciering
- Kwetsbaarheid van individuele trekker
- Onvoldoende sturing en papieren werkelijkheid vanuit ZonMw
- Onvoldoende zicht op aanwezige pijnpunten en kennisbasis (inhoud en samenwerking)
- Gecompliceerde subsidieaanvraag-trajecten
Wat werkt wel (mee) in ZonMw-gefinancierde netwerken:
- Gedeelde waarden, belangen en doelen
- Formalisering van verantwoordelijkheden (bijv. intentieverklaringen en bestuurlijk overleg) en (co)financiering (in cash/in kind)
- Samenwerkingstijd (cultuurverandering; elkaars taal leren spreken; vernieuwend werken) en langere termijnperspectief (maatschappelijk ingevuld)
- Verbindende functies/personen (diverse brugfuncties, duo-aanstellingen, personele uitwisseling etc.); evt. apart gesubsidieerd via persoonsgerichte investeringen
- Complementariteit in denken en doen
- Klein maar fijn-projecten, experimenteren, actieonderzoek, expertbegeleiding
- Bottom-up-initiatief, gezamenlijke kennisagenda, inbedding in primaire (zorg)proces en/of eerdere samenwerkingen
- Enthousiaste projectleider
- Datamanagement en stakeholderparticipatie
Aanbevelingen voor effectieve netwerken
Op basis van recente theoretische inzichten ten aanzien van werkzame mechanismen (bijv. Muhonen, 2020) en het onderzoek worden voor financiers en organisatoren van netwerken de volgende aanbevelingen gedaan:
- Stel gezamenlijk, met alle relevante stakeholders, een adaptief plan op rond de kernvraag: wat wil je bereiken met het onderzoek of de innovatie, waarom en wanneer, hoe en met wie?
- Maak ruimte en heb respect voor elkaars rollen, (on)mogelijkheden en professionele autonomie.
- Zet ‘boundary spanners’ of verbindende personen in voor het samen- en verder brengen van kennis en expertise vanuit verschillende disciplines en domeinen, inclusief praktijkervaringen en implementatievaardigheden.
- Accepteer en anticipeer op diversiteit en inclusie, want: zoveel stakeholders, zoveel perspectieven.
- Heb aandacht voor de kwaliteit van (stuur)informatie en de afweging van bronnen en belangen. Zorg voor informatietransparantie en harmonisering van de wijze waarop netwerken kunnen worden beschreven en beoordeeld op inhoud en proces. Dit vergemakkelijkt communicatie en verantwoording over onderzoeksfinanciering, analyse en besluitvorming over allocatie van middelen, en draagt bij aan legitimiteit en effectiviteit van onderzoek en innovatie.
Wendy Reijmerink is senior stafmedewerker Strategie en Innovatie bij ZonMw
Wija Oortwijn is Associate Professor, Afdeling Public Health en Eerstelijnsgeneeskunde, Leids Universitair Medisch Centrum
Referenties
Hoekstra, F., Mrklas, K.J., Khan, M. et al. A review of reviews on principles, strategies, outcomes and impacts of research partnerships approaches: a first step in synthesising the research partnership literature. Health Res Policy Sys 18, 51 (2020). https://doi.org/10.1186/s12961-020-0544-9
Muhonen R, Benneworth P, Olmos-Peñuela J. From productive interactions to impact pathways: Understanding the key dimensions in developing SSH research societal impact, Research Evaluation, 2020; 29(1):34–47, https://doi.org/10.1093/reseval/rvz003
Slaghuis, S. Riding the waves of quality improvement. Thesis, January 22th, 2016. Erasmus University Rotterdam
ZonMw. Interactieve kennisprogrammering. Juli 2014. Den Haag
Zych MM, Berta WB, Gagliardi AR. Conceptualising the initiation of researcher and research user partnerships: a meta-narrative review. Health Res Policy Syst. 2020 Feb 18;18(1):24. doi: 10.1186/s12961-020-0536-9. PMID: 32070367; PMCID: PMC7029453
Tabel 1. Geanalyseerde ZonMw-gefinancierde participatieve kennisinfrastructuren
Type | Domein | Naam Kennisinfrastructuur | Korte beschrijving | |
1 | Academische werkplaats | Gehandicaptenzorg | AWP Verstandelijke Beperkingen | 6 werkplaatsen verenigd in een associatie (hier zijn meer netwerken op aangesloten) |
2 | Academische werkplaats | Preventie | Consortium Integrale aanpak Overgewicht | 5 AWPs* |
3 | Academische werkplaats | Preventie | AWP Publieke Gezondheid | 11 AWPs – nu zelfstandig*# |
4 | Academische werkplaats | Ouderenzorg | AWP Ouderenzorg | 6 werkplaatsen en een overkoepelend samenwerkingsverband# |
5 | Academische werkplaats | Jeugd | AWP Jeugd | AWP Jeugd (2009-2017 – 6 werkplaatsen); AWP Transformatie Jeugd (2015-2020 – 13 werkplaatsen); AWP Regionale Kenniswerkplaatsen Jeugd (2020-2024 – 15 werkplaatsen)# |
6 | Leernetwerk | Jeugd | LN Jeugd | Link met AWPs Jeugd – 5 LN |
7 | Leernetwerk | GGZ | LN actieprogramma Lokale initiatieven voor mensen met verward gedrag | 5 onderwijsinstellingen en 1 GGZ instelling |
8 | Leernetwerk | Langdurige zorg | LN Zichtbare Schakel II | 11 LN, een LN t.b.v. wijkverpleegkundigen is vervolgd in werkplaats/LN Wijkverpleging |
9 | Leernetwerk | Ouderenzorg / langdurige zorg | LN Wijkverpleging | Zorg voor beter werkplaats, gefinancierd vanuit programma Zichtbare Schakel II |
10 | Ziektegebonden / zorgnetwerk | Ouderenzorg | Lokale Netwerken Samenhangende Ouderenzorg/ Juiste Zorg op Juiste plek | Ondersteuning van lokale netwerken die samenhangende ouderenzorg faciliteren, verder ontwikkelen en bestendigen. Buiten ZonMw-gefinancierde lokale netwerken zijn er veel (meer dan 1000) integrale netwerken ouderenzorg |
11 | Ziektegebonden / zorgnetwerk | Langdurige zorg /
GGZ |
Kennisnetwerken voor specifieke doelgroepen in de langdurige zorg | 5 specifieke doelgroepen; Kennisnetwerk Korsakov; landelijk NAH+ kennisnetwerk; Huntington Kennisnet Nederland; Expertisecentrum SGLVG De Borg (gedrag of psychische problemen) zorginstelling Nieuw Unicum (MS-patiënten) |
12 | Ziektegebonden / zorgnetwerk | Curatieve zorg | Regionale oncologienetwerken | 7 regio’s; Multidisciplinair, thematisch overleg van alle bij de oncologie betrokken zorgverleners, patiëntenverenigingen, (landelijke) organisaties |
13 | Ziektegebonden / zorgnetwerk | Curatieve zorg
Ouderenzorg / langdurige zorg |
Consortia palliatieve zorg Nederland | 7 consortia plus overkoepelend Landelijk Overleg orgaan#
Betrokkenheid van thuiszorgorganisaties, verpleeghuizen; Buiten ZonMw-gefinancierde netwerken zijn veel (tenminste 65) netwerken palliatieve zorg |
14 | Ziektegebonden / zorgnetwerk | Gehandicaptenzorg | Gewoon Bijzonder | 12 (kennis)netwerken gericht op gezondheid, gedrag, participatie# |
15 | Consortium | Preventie | Maak ruimte voor gezondheid | 7 regionale consortia |
16 | Consortium | Preventie | Microplastics & Gezondheid | 1 consortium MOMENTUM* |
17 | Consortium | Curatieve zorg
Jeugd
|
Netwerken Zwangerschap en Geboorte / Netwerk Regionale Consortia Geboortezorg | 9 consortia,
Samenwerking met jeugdgezondheidszorg |
18 | Kennisplein | Gehandicaptenzorg | Kennisplein Gehandicaptensector | Ontmoetingsplek en om kennis en ervaring te kunnen uitwisselen – fysiek tijdens bijeenkomsten, in netwerkbijeenkomsten of op de jaarlijkse Kennismarkt, en digitaal via website of sociale media |
19 | Kennisplein | Ouderenzorg/
langdurige zorg
Curatieve zorg (eerste lijn) |
Kennisplein Zorg voor beter | Digitale ontmoetingsplek (kennisbundeling), link met LN Wijkverpleging |
20 | Living lab | Preventie | Living labs Sport en Bewegen | Co-creatie: bedenken en testen van innovaties in de leefomgeving van de gebruiker; betreft 16 (8 grote en 8 middelgrote) gemeenten *,# |
* betrokkenheid van bedrijven; # burgerparticipatie; AWP = academische werkplaats; LN = leernetwerk
Tabel 2. Voorbeeld: Academische Werkplaats en Leernetwerk Jeugd
Wat is een AWP/LN Jeugd en wie zijn betrokken?
Een Academische Werkplaats Jeugd is een formeel, langdurig samenwerkingsverband tussen organisaties uit de jeugdsector, gemeenten, een universiteit, een hogeschool en ouders en jongeren. Deze partijen organiseren zich regionaal in een kennisinfrastructuur die een constante interactie tussen de betrokken partijen stimuleert. De vragen waarover een werkplaats zich buigt, komen van jongeren en hun ouders, beleidsmakers en professionals. Onderzoekers vertalen deze vragen naar een uitvoerbaar project of onderzoek. Samen ontwikkelen zij kennis die direct bruikbaar is voor professionals, praktijkinstellingen en gemeenten. Om een impuls te geven aan de toepassing van de binnen de werkplaatsen ontwikkelde kennis in opleiding en praktijk zijn in 2018 5 leernetwerken jeugd opgericht. In een leernetwerk Jeugd werken hogescholen en praktijkorganisaties, maar bijvoorbeeld ook beleidsmakers, ervaringsdeskundigenjeugdigen, opvoeders, en onderzoekers samen met als doel duurzame uitwisseling tussen opleiding en praktijk met het oog op het veranderende werk in de jeugdsector.
Voorbeelden van gevonden bevorderende factoren: goede samenwerkingsrelaties van professionals met cliëntsystemen (bundeling van expertise/kennis), gezamenlijk doelen stellen
Voorbeelden van gevonden belemmerende factoren: tokenisme, geen vervolgfinanciering