Dit zegt Sander Steenhuis, promovendus bij het Talma Instituut. Samen met zijn mede-onderzoekers voerde hij een literatuurstudie uit naar de complexiteit in het ontwerpen en implementeren van zorgbundelcontracten. Veel beleidsmakers en zorginkopers zien deze innovatieve contractvorm als lastig te realiseren.
Volgens Steenhuis komt dit vooral doordat zorgbundelcontracten een andere manier van samenwerken vragen tussen zorgaanbieders en verzekeraars. Steenhuis: “Nu wordt er één keer per jaar onderhandeld, dat gaat soms hard tegen hard. Daar komt een contract uit dat gebaseerd is op prijs en volume per losse verrichting met een omzetplafond. Wie wil werken met zorgbundelcontracten, moet vaker om tafel en meer gaan kijken naar de volledige patient journey en de integrale kosten en uitkomsten daarvan.”
Breder kijken 
Een eerste stap is het inventariseren welke zorg er nodig is voor een patiëntengroep met een bepaalde aandoening. Steenhuis: “Zorgbundelcontracten maken het mogelijk om daarbij breder te kijken dan puur de declarabele medische zorg. Denk bijvoorbeeld aan preventie, adviesgesprekken in het kader van shared decision making en bepaalde e-health toepassingen. Die zijn binnen de huidige inkoopcontracten vaak nog lastig te financieren. In zorgbundelcontracten kunnen hier afspraken over gemaakt worden. Aanbieders krijgen er dan een passende beloning voor als het bijdraagt aan de waarde van zorg voor patiënten.”
Kleine schaal
Ook in Nederland wordt al ervaring opgedaan met zorgbundelcontracten, maar dat gebeurt nog op relatief kleine schaal. Steenhuis ziet dat de zorgbundelcontracten vaak ook nog geen shared savings constructie bevatten. “Met een shared savings constructie kan een gebundelde groep zorgaanbieders die samen een besparing behalen een deel van die besparing zelf houden. Hoe hoog dat deel is kan gekoppeld worden aan de kwaliteit van de zorg die in die periode geleverd is.”
“Je kan bijvoorbeeld afspreken dat als alle kwaliteitsdoelstellingen uit het contract behaald zijn, dat de aanbieders dan 100 procent van de behaalde besparingen mogen houden om te investeren in de kwaliteit van zorg. Als 50 procent van de behaalde kwaliteitsdoelstellingen behaald zijn, mogen ze 50 procent van de besparingen houden, etcetera. Daarmee kan ten eerste een krachtige stimulans voor aanbieders ontstaan om zowel de kwaliteit als de kosten van zorg te verbeteren. Ten tweede kan het ook de belangen van verzekeraars en aanbieders meer met elkaar in lijn brengen.”
Het onderzoek
In het onderzoek, dat Steenhuis samen met Eric van der Hijden, Jeroen Struijs en Xander Koolman uitvoerde, zijn alle internationale wetenschappelijke publicaties over zorgbundelcontracten tot maart 2018 verzameld en geïnventariseerd. In die publicaties zijn vervolgens alle beschrijvingen van belemmerende en faciliterende factoren in het ontwerp en de implementatie van zorgbundelcontracten geïdentificeerd en geclusterd tot elementen. Dit resulteerde in 53 relevante elementen die de onderzoekers vervolgens hebben weten te structureren in een framework.
Duidelijk overzicht
Volgens Steenhuis is dat framework relevant voor zowel aanbieders als verzekeraars die een zorgbundelcontract willen ontwerpen en implementeren. Het biedt een duidelijk overzicht van alle belemmerende en faciliterende factoren, in welke fase van het inkoopproces je ze tegenkomt, en welke actoren daar bij betrokken zijn.
De 53 elementen in het framework zijn voorzien van nummers die corresponderen met een bijlage waarin ze een voor een worden voorzien van definities, toelichting en voorbeelden.
Eerste stap
Voor Steenhuis is deze huidige studie nog maar de eerste stap. “We hebben de elementen die bijdragen aan de complexiteit geïnventariseerd, maar daarmee zijn we er nog niet. We zijn nu gestart met een vervolgstudie waarin we ze operationeel gaan maken. Uiteindelijk willen we komen tot een praktisch overzicht met alle essentiële ontwerpkeuzes en -opties voor beleidsmakers en inkopers die aan de slag willen met zorgbundelcontracten. We hopen voor het einde van dit kalenderjaar de eerste resultaten daarvan te kunnen presenteren.”