De zorgstandaard is te vinden via GGZ Standaarden. Patiënten en hun ouders waren nauw betrokken bij het maken van de standaard. Hun ervaringen en wensen zijn meegewogen in de adviezen.
De zorgstandaard geeft duidelijke handvatten hoe enerzijds onderdiagnostiek te voorkomen door signalen te herkennen die op ADHD zouden kunnen wijzen én hoe met eenvoudige vragenlijsten op de mogelijkheid van ADHD te screenen. Anderzijds kan overdiagnostiek worden bestreden door de diagnose het liefst te stellen op basis van gestructureerde interviews met het kind en met de ouders, en bij voorkeur ook met een andere belangrijke volwassene die het kind kent, zoals de leerkracht.
Medicatie
Wanneer zet je bij ADHD psychotherapie in, wanneer medicijnen en wat kan er nog meer? De zorgstandaard bevat daartoe enkele stroomschema’s wanneer welke behandelvorm in aanmerking komt. Professor Willem Nolen, voorzitter van de werkgroep die de zorgstandaard samenstelde: “De verwachting is dat met deze zorgstandaard het medicatiegebruik waarvan de groei de laatste jaren al was gestopt, verder teruggedrongen kan worden. En als medicatie toch geïndiceerd is, bevat de standaard ook nog eens stroomschema’s over wanneer welke medicatie te gebruiken.
De adviezen en stroomschema’s in de zorgstandaard geven aan of en zo ja wanneer iets werkt. Hiertoe is in samenwerking met de Britse organisatie NICE in ‘meta-analyses’ van de internationale wetenschappelijke literatuur de effectiviteit van alle adviezen onderzocht. De uitkomsten daarvan komen ook beschikbaar.
Geen protocol
De zorgstandaard is géén protocol. Centraal staat het begrip matched care: de zorgstandaard biedt de zorgverlener concrete handvatten waarmee deze in samenspraak met patiënt (en naasten) de behandeling individueel vorm kunnen geven.