We hebben met elkaar in het Hoofdlijnenakkoord afgesproken dat in 2022 de helft van de zorg in Nederland transparant is op uitkomsten. Maar transparantie op uitkomstindicatoren betekent niet dat er ook concrete verbeteringen worden doorgevoerd. Paul van der Nat (St. Antonius): “In beeld brengen is slechts een eerste stap. Het gaat erom de uitkomsten te gebruiken voor concrete verbeteracties. En dat blijkt in de praktijk nog erg lastig.”
Dennis van Veghel (Nederlandse Hart Registratie): “Om zorgorganisaties hiermee te helpen, hebben we het HOME-model ontwikkeld. HOME staat voor Health Outcomes Management Evaluation. Het doel van dit model is om voor ziekenhuizen inzichtelijk te maken waar zij in de organisatie van hun verbetercyclus nog betere randvoorwaarden kunnen creëren voor succesvolle en continue verbetering van uitkomsten van zorg. We hebben dit model in een eerste studie toegepast in zes hartcentra. Daaruit kregen we een redelijk generiek beeld van waar we staan in de hartzorg als het gaat om gestructureerd gebruiken van uitkomsten.”
Eenvoudig lijstje
Het HOME model is een eenvoudig lijstje van elf thema’s die aandacht behoeven om kwaliteitsverbetering op basis van uitkomsten tot een succes te maken. Het gaat om vier hoofdstappen van een verbetercyclus op basis van uitkomstindicatoren en zeven onderdelen van de ziekenhuisorganisatie. Het model is gebaseerd op de combinatie van de PDCA cyclus en het 7S model van McKinsey, bekeken door de bril van uitkomstindicatoren.
Van der Nat: “Wij pretenderen niet dat we weten hoe een ziekenhuis precies uitkomstindicatoren moet gebruiken. Dit is nog heel sterk in ontwikkeling en de meningen lopen hierover nog sterk uiteen. Wel hebben we gezien dat er elf praktische thema’s zijn waar ziekenhuizen mee bezig zijn om te zorgen dat uitkomstindicatoren ook gaan leiden tot concrete verbeteringen voor patiënten. Ze krijgen daarmee een volwaardige plek in de ziekenhuiszorg. In de basis kun je het HOME model zien als elf hoofdvragen die je als ziekenhuis kunt gebruiken om te bepalen waar je staat en welke thema’s nog onderbelicht zijn en aandacht behoeven.”
Uit het onderzoek binnen de zes hartcentra bleek dat de datacollectie al behoorlijk goed op orde was. Monitoren van uitkomsten gaat steeds beter, maar de stap van inzichten naar verbeteracties blijkt een lastige. Van Veghel: “Het meten van uitkomstindicatoren leidt wel al tot verbeterinitiatieven. Dit gebeurt echter veelal ad-hoc op basis, op initiatief van individuele artsen. Een systematische aanpak hiervoor moet nog ontwikkeld en geïmplementeerd worden. Vanuit de zes hartcentra wordt veelvuldig aangegeven dat er wel een sterke behoefte is aan een vaste aanpak en systematiek. Uit het onderzoek blijkt ook dat het inmiddels wel in de cultuur zit om naar uitkomsten te kijken en die transparant te delen en te bespreken, maar tegelijkertijd zien we dat bijvoorbeeld in de strategie en beleid geen concrete doelstellingen op uitkomsten zijn geformuleerd.”
Fraaie dashboards
Ziekenhuizen steken er volgens Van der Nat veel energie in om te zorgen dat uitkomsten gemonitord worden: “Er worden fraaie interne dashboards gemaakt. Maar hoe ondersteunt dit in de praktijk om te verbeteren? Dat staat nog in de kinderschoenen. Daar is nog geen goede systematiek voor.”
Van der Nat geeft een voorbeeld. “Voor coronairlijden zijn uitkomstindicatoren geformuleerd. Maar de centra hebben intern geen afspraken gemaakt over wat ze een goede uitkomst vinden. Hoe vaak een heroperatie nodig is, is heel belangrijk, daarover zijn de hartcentra het eens. Dat wordt dus gemeten. Maar wanneer is het goed genoeg? Wil een centrum de beste van alle centra zijn? Is beter dan vorig jaar goed genoeg? Of even goed als het gemiddelde? Het is waardevol om over dit soort vragen na te denken. Pas als je weet waar verbeteringen mogelijk of wenselijk zijn, kun je gericht verbeteracties initiëren.
Governance
Wat ook nog beter kan, is de governance. Van Veghel: “Uitkomsten zouden ingebed kunnen worden in de Planning & Control cyclus van het ziekenhuis, die nu nog vooral gebaseerd is op productie en kosten. Ook is het belangrijk om ons te realiseren dat veel uitkomsten pas gemeten worden nadat de patiënt het ziekenhuis al lang verlaten heeft. Een vorm van regionale samenwerking lijkt daarom noodzakelijk. Ook binnen de hartcentra is er soms nog werk aan de winkel, omdat het VBHC-model van Michael Porter uitgaat van aandoeningsgericht organiseren. Dat moet dwars door de vakgroepen heen gaan.”
Andere aandoeningen
Van Veghel: “Onze publicatie in het European Heart Journal bevat een uitgebreide vragenlijst over de elf thema’s. Deze zijn gemakkelijk toepasbaar te maken voor andere aandoeningen.” De onderzoekers hopen met het onderzoek eraan bij te kunnen dragen dat de beoogde landelijke transparantie op uitkomsten ook daadwerkelijk gaat leiden tot verbeteringen voor patiënten.