Marleen Breems is algemeen directeur van stichting Hemato-Oncologie voor Volwassenen Nederland (HOVON). De activiteiten van de stichting zijn gericht op verbetering van de behandelmethoden voor volwassen patiënten met hematologische aandoeningen. Breems: “We zijn onderdeel van consortium DORP (Dutch Oncology Research Platform), samen met de Borstkanker Onderzoek Groep (BOOG), Dutch Colorectal Cancer Group (DCCG), IKNL en NKI/AvL die zich richten op investigator initiated trials. Dat wil zeggen op klinisch onderzoek dat is bedacht, opgezet en uitgevoerd vanuit een academische instelling, en niet vanuit een farmaceutisch bedrijf.”
Expertise en kennis samenbrengen
DORP is opgezet als een landelijke organisatie om onderzoekers te ondersteunen bij het uitvoeren van een door hen geïnitieerd klinisch onderzoek. De organisatie brengt daarbij expertise en kennis samen. Zo ook nu. Breems: “Binnen DORP zijn wij gestart met een project om te werken aan patiënteninformatie die anders is dan de informatie die er nu is. De nieuwe opzet is niet alleen bedoeld voor laaggeletterden, maar vooral voor mensen met een beperkte gezondheidsvaardigheid. Dat kunnen laaggeletterde mensen zijn, maar ook hoogopgeleide mensen die niks met gezondheid hebben, of patiënten die emotioneel al zwaar belast zijn, bijvoorbeeld omdat ze net een diagnose hebben gekregen.”
Besluit tot deelname
Nu ziet ongeveer dertig procent van de oncologische patiënten die gevraagd wordt om deel te nemen aan een studie, van deelname af, vertelt Breems uit ervaring. “Als een patiënt in aanmerking kwam voor deelname aan een studie, kreeg deze de studie-informatie en tekende de patiënt. Wij vroegen ons af of de informatie die de patiënt meekreeg om na te denken over mogelijke deelname, niet goed werd begrepen.” Ronella Grootens, in deze samenwerking als extern adviseur betrokken, herkent de uitdaging van de brug slaan van informatie vanuit de zorgprofessional naar de proefpersoon uit een eerder traject waaraan zij werkte voor minderjarige proefpersonen.
Beperkte gezondheidsvaardigheden
Recent is het huidige PIF-model, dat op de website van de Centrale Commissie Mensgebonden Onderzoek (CCMO) staat, verbeterd door de DCRF-werkgroep PIF. Grootens: “Het PIF is nu beter leesbaar onder andere door het taalniveau aan te passen. Maar wij denken dat voor mensen met beperkte gezondheidsvaardigheden er nog een stap te maken is om hen beter te informeren.” Grootens: “Hét laagdrempelig PIF is er nog niet. Als je kijkt naar communicatietheorieën is het in ieder geval heel belangrijk om plaatjes te gebruiken bij complexe informatie. Je moet dan wel de juiste plaatjes te kiezen. Het woordgebruik is ook heel belangrijk, en wat je wel en niet uitlegt. Lange woorden kunnen moeilijk zijn, maar ook korte woorden zoals ‘gen’. Die zijn dan wel makkelijk te lezen, maar toch moeilijk te begrijpen. We willen kijken wat wel en wat niet goed aansluit bij de doelgroep, en dat ontwikkelen tot een format voor een begrijpelijke PIF.”
Breems en Grootens hopen tot een format te komen dat erkend wordt door de CCMO en dat het via hun website kan worden aangeboden. Door deze erkenning zou het voor artsen en onderzoekers eenvoudiger zijn om het te gaan gebruiken.
Juridisch document
Grootens: “Zo’n PIF is voor een deel een juridisch document. In de wet medisch onderzoek ligt vast waarover de deelnemers geïnformeerd moeten worden. De uitdaging is dat er veel informatie in moet komen, maar je wil ook dat mensen het begrijpen. In de praktijk gaat het bijvoorbeeld om wel vijf kantjes tekst, met soms complexe medische zaken. Het is lastig om veel informatie erin te zetten, maar je wil ook dat mensen het in zich opnemen om een goede beslissing te maken om wel of niet aan onderzoek mee te doen.”
Beter geïnformeerd
Meedoen aan onderzoek is volgens Breems belangrijk, omdat het in de afgelopen jaren heeft geleid tot betere behandelingen en hogere kwaliteit van leven. Grootens: “Wanneer patiënten beter zijn geïnformeerd, ervaren zij meer controle en weten ze vooraf wat er gaat gebeuren tijdens zo’n studie. Mensen moeten grip hebben op de zorg die ze krijgen en zich daar goed bij kunnen voelen. Ze moeten zich goed kunnen houden aan de behandeling en vragen aan de onderzoekers of zorgprofessionals kunnen stellen als dat nodig is.” Breems vindt het belangrijk dat iedere patiënt de mogelijkheid heeft om mee te doen aan onderzoek. “We hebben een voorproefje gedaan met laaggeletterden en ook een vooronderzoek onder de opstellers van het PIF. We peilen zo de behoefte, en vragen ons af wat gaat werken.
Waardegedreven zorg
Grootens legt uit de hoop is met deze aanpak een bredere groep in de samenleving te bereiken en op de juiste wijze te informeren voor het klinische onderzoek binnen de zorg. “Je geeft hun kansen en rechten om na te denken over hun behandelopties. Het is een stukje ethische verantwoordelijkheid nemen. Je moet iedereen optimaal informeren, ook over onderzoek; dit kan per slot een van de behandelopties zijn. Het is waardegedreven zorg. Het creëert waarde voor de patiënt en is inclusief. Je wordt met laagdrempelige patiënteninformatie in staat gesteld om vragen te stellen en het gesprek aan te gaan. Hoe meer handvatten je mensen geeft, hoe laagdrempeliger het wordt om meer ter sprake te brengen bij hun behandelaar.”
Puzzelstukje
Volgens Breems is het PIF slechts een klein puzzelstukje in de communicatie en voorlichting van de patiënt. Grootens: “We willen handvatten creëren om begrijpelijke gesprekken te voeren over deelname aan klinisch onderzoek. Dit project gaat om een van de handvatten, en maakt mensen bewuster. Er zijn al trainingen van de DCRF om goed met patiënten te praten. Er is tevens communicatiemateriaal zoals praatkaarten, animaties, flyers, die aansluiten bij een breder publiek. Je moet de tijd nemen, en weten dat degene die voor je zit waarschijnlijk geen medische opleiding heeft gehad en het misschien ook wel spannend vindt om daar te zitten.
Grootens besluit: “Het zou mooi zijn als het onderwerp in de opleiding van researchverpleegkundigen en artsen terecht zou komen. Het moet onderdeel worden van hun opleiding. Ze leren slecht-nieuwsgesprekken, maar dan ook deelname-aan-onderzoekgesprekken.