“Als we wachten tot we uitgediscussieerd zijn over hoe we in de ggz behandelresultaat moeten meten, zijn we twintig jaar verder”, aldus Joeri Veen, woordvoerder bij Menzis. En eigenlijk gaat het bij waardegerichte contracten in de somatische zorg niet anders.
Tot nog toe was kwaliteitsverbetering geen prikkel voor zorgaanbieders in de ggz. Als kwaliteitsverbetering leidt tot minder behandelen, levert de instelling geld in. Het is volgens Veen niet zo dat de zorgprofessional de klant daarom niet centraal zet, maar hij wordt er niet voor beloond. “Wij willen stimuleren dat de uitkomst van de behandeling meer gewicht krijgt.” In het voorgestelde systeem deelt de instelling de besparing vanwege de kwaliteitsverbetering met de zorgverzekeraar, volgens het shared savings model. De zorgverlener krijgt een deel van de behaalde besparing terug volgens een staffeltabel. Hij kan daarbij tot 90 procent van de besparing terugkrijgen, wanneer de kwaliteitsverbetering leidt tot meer dan 15 procent kostenbesparing. “Hoe meer de instelling op kwaliteit let, hoe groter het voordeel is.”
Het resultaat van de depressiebehandeling wordt gemeten op basis van de klachtvermindering, kwaliteit van leven, wachttijd bij de instelling, klanttevredenheid en de benodigde vervolgzorg in het eerste jaar na de depressiebehandeling. De gegevens hierover komen onder meer van Vektis, uitkomsten van ROM-vragenlijsten, uit Consumer Quality-index (CQI)-metingen en declaratiegegevens.
Kritiek
Veen kent de kritieken op kwaliteit gedreven bekostiging in de ggz. Deze aanpak zou een stimulans zijn om alleen makkelijke klanten te helpen. “Dat wordt voorkomen door ook de zorgzwaarte in de beloning mee te wegen.” Verder is er kritiek op het meten van behandelresultaat. “Bij een depressie zijn heel veel factoren van invloed. Behandeling kan daar een positief resultaat op hebben, maar de relatie is zeker niet altijd een op een, zoals bij een knieoperatie. Op individueel niveau is het verschil in behandelresultaat niet te zien, maar op instellingsniveau als het over duizend patiënten gaat, zijn er wel degelijk verschillen te zien.” Ook luidt de kritiek dat de ROM-vragenlijsten te subjectief zijn. “Maar is meten van geestelijke gezondheid niet per definitie subjectief?”, vraagt Veen zich dan af. “En betekent subjectief dan dat we niet kunnen meten of iemand gelukkig of gezond is?”
Lerend systeem
Menzis gaat de discussies niet uit de weg. Veen: “Wij zoeken het juist op. Anders zijn we jaren verder. Discussie is goed om de zorg beter te maken.” En een systeem hoeft niet meteen perfect te zijn. In het voortraject is al veel samenwerking met de ggz-instellingen opgezocht en gedurende de drie jaar van het contract zijn er met regelmaat spiegelbijeenkomsten om praktijkervaringen te delen, te leren van collega’s uit het vak en het systeem verder vorm te geven. “Het is een lerend systeem. Het meten van cliënttevredenheid kan vast beter, en de noodzaak van vervolgzorg is vast ook anders te meten.”
18 van de 27 aangeschreven instellingen zijn intussen ingegaan op de uitnodiging tot deelname en hebben een meerjarencontract met Menzis getekend, meldt Veen. “Daar zitten al heel grote instellingen bij, zoals alle ggz-instellingen van Volante, de Parnassa-groep, HSK en Pro Persona. En daar komen er wellicht nog meer instellingen bij.”